Het is een 237 jaar oud bedrijf, de marktleider in het thuisland en onderdeel
van de nationale identiteit. Maar niet voor lang meer. Buitenlandse opkopers
bereiden een vijandige overname voor. Als die slaagt, zullen ze het trotse
bedrijf uiteen scheuren en de stukken onderling verdelen. Het bedrijf kan er
niets tegen doen. De werknemers staan buitenspel en de klanten is niets
gevraagd.

Op hetzelfde moment is over de onttakeling van een ander bedrijf feitelijk al
besloten. Een industriële parel uit 1870, ooit het meest winstgevende
bedrijf van het land, wordt van de beurs gehaald. De buitenlandse opkoper
zal het bedrijf zonder aarzelen in drie stukken hakken. Eén deel voor
zichzelf, een ander deel wordt doorverkocht en de rest gaat in de etalage.
Een flink deel van de 26 duizend werknemers – vaak al een leven lang in
dienst – zal op straat worden gezet. De politiek kijkt er naar en doet
niets.

Zei iemand daar ABN Amro? Of Stork? VNU, misschien? Mis. Het zijn
toonaangevende Britse bedrijven die worden opgekocht en in stukken gehakt.
En de agressors komen uit Nederland.

Heineken jaagt op Scottish & Newcastle (S&N), de grootste brouwerij van het
Verenigd Koninkrijk. Samen met het Deense Carlsberg wil het S&N overnemen en
opsplitsen. De Britse bierbrouwer voelt daar zelf niets voor. Maar daar
trekken Heineken en Carlsberg zich niets van aan.

Akzo Nobel is ondertussen al een stap verder met de overname van het Britse
Imperial Chemical Industries (ICI). De eerste twee biedingen werden nog van
de hand gewezen, maar om de 670 pence per aandeel die Akzo-topman Hans
Wijers in derde instantie bood, kon het management niet heen. Wijers zet na
de overname meteen de bijl in ICI. De chemiedivisie gaat naar Henkel, Akzo
houdt alleen de verf.

De Britse politici houden zich afzijdig. Hoe kunnen ze ook anders:
aandeelhouderskapitalisme is zo Brits als de koningin. Dat regering en
parlement het buitenlandse vandalisme gewoon laten gebeuren is logisch.

Maar dat de Nederlandse politiek Heineken en Akzo niet op de vingers tikt is
hypocriet. Waar blijven de Kamervragen van SP-er Ewout Irrgang, PvdA-er Paul
Tang of Kees Vendrik van GroenLinks? Toen er op ABN Amro werd gejaagd,
stonden zij op de eerste rij met hun vingertje te zwaaien.

Waarom horen we niets van CDA-fractievoorzitter Pieter van Geel, die vindt dat
buitenlandse bedrijven Nederland niet als ‘grabbelton’ mogen gebruiken.
Geldt dat andersom niet?

Verder is het stil rond oud-topman Jan Kalff – dit weekend nog bijna
gestikt in een woedeaanval over de uitverkoop van ‘zijn’ bank. “In landen
als Frankrijk of Italië zou dit nooit gebeurd zijn”, zei hij. Nee, maar in
Engeland wel – door Nederlandse bedrijven.

En NRC-coryfee Menno Tamminga, die de verkoop van ABN Amro afgelopen zaterdag
nog een ‘blamage voor Nederland’ noemde, had even geen tijd om in dezelfde
bewoordingen over de uitverkoop van Groot-Brittannië te schrijven.

Het is een typische vorm van Hollandse hypocrisie. Al in de zestiende eeuw gaf
de Nederlandse overheid kapersbrieven uit aan Nederlandse piraten om
legitiem Spaanse en Engelse handelsschepen leeg te roven. Als het buitenland
hier komt halen schreeuwen we moord en brand, als we zelf iets kunnen
inpikken heet dat slimme handelsgeest.

Maar kapitalisme moet twee kanten op werken. Het Nederlandse
bedrijfsleven is altijd gegroeid door buitenlandse overnames en fusies.
Nederland is een van ‘s werelds grootste buitenlandse investeerders. Wie dat
in orde vindt (en wat zou er mis mee zijn?) moet niet piepen als het
buitenland ook eens hier komt shoppen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl